Kyoen wyarth chientaa karté ho? Kiessé wyarth ddarté ho? Kaun toemhé maar saktaa hay? Aatmaa na paydaa hotie hay, na martie hay.
Waarom maak je je zonder enige reden zorgen? Voor wie heb je zonder enige reden vrees? Wie kan jou doden? De ziel wordt noch geboren, noch kan ze sterven.
Djo hoewaa, wah achchaa hoewaa, djo ho rahaa hay wah achchaa ho rahaa hay. Djo hogaa wah bhi achchaa hogaa. Toem bhoet kaa pashchataap na karo. Bhawieshya kie chientaa na karo, wartmaan chal rahaa hay.
Wat er ook is gebeurd, was voor het goede. Wat er nu gebeurt, dient ook het goede. Wat er nog zal gebeuren, dat zal ook goed zijn. Heb geen berouw voor het geen zich in het verleden heeft afgespeeld. Maak je geen zorgen voor de toekomst, het hedendaagse is aan de gang (concentreer je op het heden).
Toemhaaraa kyaa gayaa djo toem roté ho? Toem kyaa laayé thé, djo toemné kho dieyaa? Toemne kyaa paydaa kieyaa thaa, djo naash hogayaa hay. Na toem koechh lékar aayé, djo lieyaa yahien sé lieyaa, djo dieyaa yahien par dieyaa, djo lieyaa ies sé lieyaa. Djo dieyaa iesie ko dieyaa, Khaalie haanth aayé, khaalie haanth chalé. Djo aadj toemhaaraa hay, kal kiesie aur kaa thaa, parson kiesie aur kaa hogaa. Toem djiesé apnaa samadjhkar magan ho rahé ho, bas yahie prasantaa hie toemhaaré doekhon kaa kaaran hay.
Wat ben je kwijtgeraakt dat je huilt? Wat had je meegenomen dat je denkt dat je kwijt bent? Wat had je gecreëerd, waarvan je denkt dat het vernietigd is? Je hebt niets meegenomen, wat je ook hebt gekregen, heb je hier gekregen. Wat je ook hebt gegeven, heb je alleen hier gegeven. Hetgeen je kreeg, ontving je van God. Hetgeen je gaf, gaf je ook aan Hem. Je kwam met lege handen en je vertrekt met lege handen. Wat vandaag van jou is, behoorde gisteren een ander toe en zal morgen weer van een ander zijn. Dat je blij wordt van de gedachte dat iets van jou is, juist deze tevredenheid is de oorzaak van al je verdriet.
Pariewartan hie sansaar kaa nieyam hay. Djiesé toem mrietyoe samadjhté ho, wahie to djiewan hay. Ék ksjann mé toem krorron ké Swaamie ban djaaté ho, doesré hie ksjann toem dariedra ban djaaté ho. Méraa-téraa, chhottaa-barraa, apna-paraayaa, man sé miettaado, wiechaar sé hanttaa do, phier sab toemhaaraa hay aur toem sabké ho.
Verandering is de wet van het universum. Waarvan jij denkt dat het de dood is, is juist het leven. In een tel voel je je de rijkste Heer en op het volgend moment een arme stakker. Mijn-jouw, klein-groot, van mij-van een ander, haal dit allemaal weg uit je hart, verwijder het uit je gedachten, dan is alles van jou en behoor je tot allen.
Na yah sharier toemhaaraa hay, na toem sharier ké ho. Yah agnie, djal, waayoe, priethwie aur aakaaash sé banaa hay aur iesie mé miel djaayégaa. Parantoe aatma sthier hay. Phier toem kyaa ho?
Noch is dit lichaam van jou, noch ben jij van het lichaam. Dit lichaam is ontstaan uit vuur, water, lucht, aarde en ether en zal ook weer terugkeren tot deze elementen. Maar de ziel is eeuwig. Wie ben jij dan?
Toem apné aapko Bhagwaan ko arpiet karo. Yah sabsé oet-tam sahaaraa hay. Djo ieské sahaaré ko djaantaa hay, wah bhay, chientaa aur sjok sé sarwadaa moekt hay.
Geef jezelf aan God. Hij is de grootste steun. Degene die Zijn steun kent is altijd vrij van angst, zorgen en verdriet.
Djo koechh bhie toe kartaa hay, oesé Bhagwaan ko arpann kartaa chal. Iesie mé toe sadaa djiewan-moekt anoebhaw karégaa.
Wat je ook doet (al je handelingen), draag ze op aan God. Hierdoor zul je je altijd een verlichte mens voelen.