Naag-pachhamie valt op de vijfde dag van de heldere helft van de Hindoese maand “Shraawan” en is gewijd aan slangen.
Niet elke Hindoe viert dit festival, hoewel dit één van de belangrijke festivals van de Hindoese godsdienst is. Dit festival wordt vooral gewijd aan Anant-naag of Shésh-naag, die god Wieshnoe (Vishnu) de beschermer van de schepping, op zich draagt. In de Bengalen wordt de godin van slangen (Mansaa-déwie) aanbeden. Ook god Sjiew (Shiva) wordt aanbeden aangezien hij slangen als ornamenten draagt.
In de plattelandsgebieden worden optochten met verfraaide ossenwagens naar de nabijgelegen tempels van god Sjiew gehouden. Daar wordt naag-panchhamie tot ver in de nacht gevierd.
Gevangen slangen worden gevoed met melk en snoepjes en vervolgens in bossen vrijgelaten.
Landbouwers bewerken hun gronden op deze dag niet. Ze willen hiermee voorkomen dat een slang gedood wordt. Men gelooft dat de slangen als beloning voor dit gebaar nooit een lid van de familie zullen bijten. Dit geloof is verbonden aan een verhaal in het verleden, toen op deze dag een landbouwer tijdens het bewerken van zijn land, een aantal jonge serpenten doodde. De moeder van deze serpenten nam wraak door de landbouwer en zijn familie, behalve één dochter (die slangen vereerde) dood te bijten. De toewijding van de dochter wiens leven gespaard werd, resulteerde uiteindelijk in de heropleving van de landbouwer en de rest van zijn familie.
Een ander verhaal gaat over Kaalieyaa-naag, de slang die in de wateren van de rivier Yamuna woonde. Zijn gift was zo krachtig dat de rivier vergiftigd raakte en de gewassen en de dieren in het gebied doodde. Shri Krishna, één van de awtaars (verschijningen) van god Wiesjnoe (Vishnu), versloeg Kaalieyaa en bevrijdde de mensen van angst. Naag-panchhamie wordt sindsdien in dat gebied gevierd.