Dit is een gebed bestaande uit 8 coupletten gericht aan Shri Hanoemaan.
Baal samay Rawie bhaksjh lieyo tab tienahoe lok bhayo andhieyaaro, taahie soe-traas bhayo djag ko yah sankatt kaahoe so djaat naa taarro. Déwan aanie karie bientie tab chhaarrie dieyo Rawie kasjtt niewaaro, ko nahie djaanat hay djag mé Kapie sankatt mochan naam tiehaaro.
Toen u als kind de zon inslikte en het in alle drie werelden donker werd, iedereen hierdoor in paniek raakte en niemand dit leek te kunnen oplossen, toen verloste u de zon op verzoek van de déwtaa’s (godheden). Wie weet het niet in de wereld, o Kapie (= aap) dat u “Sankat Mochan” wordt genoemd (= bevrijder uit nood en ellende).
Baalie kie traas Kapies basay gierie, djaat mahaa-prabhoe panth niehaaro. Chaukie mahaamoenie sjraap dieyo tab chaahieyo kaun wiechaar wiechaaro. Kay dwiedj roep liewaay mahaa-prabhoe so toem daas ké sjok niewaaro, ko nahie djaanat hay djag mé Kapie sankatt mochan naam tiehaaro.
Uit vrees voor Baalie, verbleef de heer der apen (Soegriew), op een berg waar hij verlangend naar de komst van de grote Heer (Raam) uitkeek. Eens had de grote moenie Chaukie een vloek over u uitgesproken (namelijk dat u uw kracht zou vergeten), waarvoor een oplossing moest worden bedacht. Toen ontwikkelde u zich tot een grote geestelijke (door de studie van de Wéds en sankriet) en bracht de grote heer (Raam) met zich mee, waarmee u een einde aan de zorgen van een dienaar maakte. Wie weet het niet in de wereld, o Kapie (= aap) dat u “Sankat Mochan” wordt genoemd (= bevrijder uit nood en ellende).
Angad ké sang léné gayé Sieyaa khodj Kapies yah bayn oechaaro, djiewat naa bachieho hamso djo bienaa soedhie laayé iehaa pag dhaaro. Hérie thaké tatt siendhoe sabay tab laayé, Sieyaa soedhie prraan oebaro, ko nahie djaanat hay djag mé Kapie sankatt mochan naam tiehaaro.
Toen u samen met Angad (en andere apen) op zoek naar Sieta uittrok, nam men de gelofte af: “u zult niet in leven blijven, als u zonder enig bericht over Sietaa hier weer terugkomt”. Toen alle apen vermoeid en wanhopig aan zee zaten, bracht u bericht over Sietaa, waardoor hun levens werden gered. Wie weet het niet in de wereld, o Kapie (= aap) dat u “Sankat Mochan” wordt genoemd (= bevrijder uit nood en ellende).
Raawan traas day Sieyaa ko sab raaksjasie so kahie sjok niewaaro, taahie samay Hanoemaan mahaa-prabhoe djaayé mahaa radjniechar maaro. Chaahat Sieyaa asjok so agie soe day prabhoe moedriekaa sjok niewaaro, ko nahie djaanat hay djag mé Kapie sankatt mochan naam tiehaaro.
Toen Raawan (de koning van Lankaa) samen met zijn demonen, Sietaa erg deed lijden en Sietaa naar verlossing snakte, op dat ogenblik kwam u, o grote Heer Hanoemaan, en versloeg u de demonen. Ze bevond onder de Ashok-boom en was erg wanhopig, toen hebt u haar zorgen verdreven door haar de ring van Raam te overhandigen. Wie weet het niet in de wereld, o Kapie (= aap) dat u “Sankat Mochan” wordt genoemd (= bevrijder uit nood en ellende).
Baan lagyo oer Laksjman ké tab prraan tadjé soet Raawan maaro, lay grah waydya Soesjen samétt tab-hie gierie dron soe wier oebaaro. Aanie sandjiewanie haath day tab, Laksjman ké toem prraan oebaaro, ko nahie djaanat hay djag mé Kapie sankatt mochan naam tiehaaro.
Toen Laksjman (broer van Shri Raam) door de pijl van Raawan’s zoon werd geraakt en u in opdracht van de geneesheer Soesjén het sandjiewanie-kruid moest halen, hebt u o held, de hele Dron-berg waarop dit kruid groeide gebracht. Zo heeft u het leven van Laksjman gered. Wie weet het niet in de wereld, o Kapie (= aap) dat u “Sankat Mochan” wordt genoemd (= bevrijder uit nood en ellende).
Raawan yoedh adjaan kieyo tab, naag ké phans sabay sier ddaaro, Sjrie Raghoenaath samétt sabay dal moh bhayo yah sankatt bhaaro. Aanie Khagés tabay Hanoemaan djo bandhan kaattie soetraas niewaaro, ko nahie djaanat hay djag mé Kapie sankatt mochan naam tiehaaro.
Toen Raawan geheel onopgemerkt het leger aanviel en iedereen met slangen om de hoofd ketende, raakte het gehele leger ,waaronder ook Sjrie Raam zelf, radeloos. O Hanoemaan, toen kwam Khagés (de heer van vogels / Garoerr) die de strikken doorsneed en iedereen bevrijdde. Wie weet het niet in de wereld, o Kapie (= aap) dat u “Sankat Mochan” wordt genoemd (= bevrijder uit nood en ellende).
Bandhoe samétt djab Ahieraawan lay Raghoenaath paataal siedhaaro, débie-hie poedjie bhalie wiedhie so balie déw sabay mielie mantra wiechaaro. Djaay sahaay bhayo tab-hie Ahieraawan sayn samétt sanghaaro, ko nahie djaanat hay djag mé Kapie sankatt mochan naam tiehaaro.
Toen Ahieraawan (een broer van Raawan) Raghoenaath (= Raam) en zijn broer (Laksjman) naar Paataal (= onderwereld) had ontvoerd, met de bedoeling hen aan déwie te offeren, waar allen gezamenlijk de gebruikelijke mantra’s aan het reciteren waren, toen verscheen u daar als redder en hebt u Ahieraawan geheel met zijn leger verslagen. Wie weet het niet in de wereld, o Kapie (= aap) dat u “Sankat Mochan” wordt genoemd (= bevrijder uit nood en ellende).
(déwie = godin Kaalie, is een verschijning van godin Paarwatie)
Kaadj kieyé barré déwan ké toem wier mahaaprabhoe dékh wiechaaro, kaun so sankatt mor garieb ko djo toem so nahie djaat hay taarro. Wégie haro Hanoemaan mahaaprabhoe djo kachhoe sankatt hoyé hamaaro, ko nahie djaanat hay djag mé Kapie sankatt mochan naam tiehaaro.
Al het grote werk van de goden hebt u volbracht, u wordt dan ook, o grote heer, als held vereerd. Welke problemen van mij arme kan er zijn, die U niet in een oogwenk kunt verdrijven? Verdrijft u al mijn mogelijke problemen, o grote heer Hanoemaan. Wie weet het niet in de wereld, o Kapie (= aap) dat u “Sankat Mochan” wordt genoemd (= bevrijder uit nood en ellende).
Dohaa:
Laal déhie laalie lasé, aroe dhaarie laal Langoer, Wadjra déh daanaw dalan, djai djai djai kapie soer.
Rood lichaam, schitterend met rode gloed, een rode lendendoek dragend, lichaam als adamant, vernietiger van demonen, glorie, glorie glorie o held.
Vertaling: Sjaam Mangal